Het moest wel een tuinman zijn #veertigdagentijd
Geschreven door Nelleke ViëtorMijn grootvader zong soms het liedje: ‘Als na het bal de gasten, joelend zijn heengegaan, zonlicht schijnt door de ruiten, eenzaam als een traan, denkt menig hart in stilte over wat komen zal, illusies verloren, ’s nachts op het bal,’ en zijn voeten bewogen dan in danspasjes op de driekwartsmaat. In januari, na alle feestelijke dagen in december overvalt veel mensen die bezongen weemoed. Wat nu: het was zo heerlijk en nu is alles grauw en saai. Het dagelijkse leven blijkt ineens niet goed genoeg. Sinterklaas is allang achter de rug, de kerstspullen zijn opgeruimd en de gezelligheid van de jaarwisseling met vrienden is voorbij. Er schijnt zelfs een speciale dag te zijn in januari waarop de moed de mensen het diepste in de schoenen zinkt.
Eerste sneeuwklokjes
Gelukkig heb ik van dat gevoel van ontmoediging niet veel last. Ik merk dat de dagen gaan lengen. Was het in december om vijf uur als ik de gordijnen sloot al aardedonker buiten, nu schijnt er om half zes nog vriendelijk licht op de perkjes in mijn tuin. En daar zijn ze: de eerste sneeuwklokjes en even later de gele bloemen aan de toverhazelaar. Er is weer groei en er is weer toekomst.
Het beeld in het Johannesevangelie van Jezus die wordt verward met een hovenier heeft me altijd aangesproken. Van Jezus gaat in dat Bijbelgedeelte troost uit en bemoediging. Het kan haast niet toevallig zijn dat Jezus daar de gestalte van een tuinman heeft aangenomen en niet van een toevallige passant, want de tuin staat voor groei, voor nieuw leven en nieuwe kansen en moedig verder gaan.