Vasten: ritueel of innerlijke drive? #veertigdagentijd
Geschreven door Jan BerkvensAls ik dit schrijf, zit ik op de luchthaven van Kabul te wachten op mijn vlucht. Ik zit tussen de hadji’s, de pelgrims die op weg zijn naar Mekka. Naar Mekka gaan is één van de vijf zuilen van de islam, net als het vasten. De islamitische vastenmaand is dit jaar ergens in mei, terwijl onze christelijke vastentijd altijd veertig dagen voor Pasen begint. Hoewel de toewijding die Afghanen doorgaans aan de dag leggen als het om het vasten gaat van een totaal ander kaliber is dan die van christenen, is het niet gek dat beide geloven belang hechten aan het vasten: in beide heilige boeken komt vasten voor, en meestal gaat het dan om een langere periode waarin het hoofd bieden aan verleidingen en het versterken van het godsgeloof sleutelelementen zijn.
Elia, Jezus en de hele bevolking van Nineve vasten veertig dagen en weerstaan zelfs dan nog de verleidingen van de duivel, of zweren daarmee het kwade af. Elia vast om zijn rotsvaste godsgeloof te tonen. Jezus doet het om zichzelf uit te putten en dan nog steeds niet op al het moois wat de duivel te bieden heeft in te gaan, alsof God Jezus in een soort Big Brother of Utopia-achtige setting heeft gebracht met tal van verleidingen. Heel saai gaat Jezus op al die verleidingen niet in, zelfs niet onder de zwaarste omstandigheden. De bevolking van Nineve vast om een heel andere reden: als zij niet tot inkeer komen en geen boete doen voor al het slechte wat zij in hun dagelijks leven aan het doen zijn, zal hun stad vernietigd worden. De koning van Nineve is de eerste die direct door de knieën gaat en de hele bevolking doet veertig dagen mee. Dat is nog eens wat anders dan het laten staan van de sigaretten, of het niet eten van vlees.
Menselijke maat
Dat het niet makkelijk is om te vasten blijkt uit allerlei maatregelen: de katholieken hebben een soort ‘ontsnappingsdagen’ geïntroduceerd, waarmee de zondagen niet meedoen gedurende die veertig dagen, en de idiote uitzinnige dagelijkse feestmalen die ik in Beiroet meemaakte tijdens de Ramadan en die vaak al ver vóór de schemering begonnen, tonen aan dat we nu eenmaal niet allemaal een Elia, Jezus of koning van Nineve kunnen zijn. En het moet natuurlijk allemaal niet te lang duren: zo’n dag of dertig is wel weer genoeg.
Ik weet niet of het vasten zijn betekenis in bredere zin nog wel heeft: voor de mensen hier om mij heen op de luchthaven is het uitvoeren van de vijf zuilen van de islam zo sterk verweven geraakt met hun dagelijkse rituelen en identiteit, dat ik mij soms afvraag in hoeverre het werkelijk allemaal nog van binnenuit gebeurt. De enorme corruptie, het geweld en het voordringen, en de gigantische kloof tussen arm en rijk zijn voor mij allemaal indicatoren dat het geloof eerder geleefd dan doorleefd wordt. En straks in Amsterdam hebben het laten staan van een stukje vlees of het storten van een geldbedrag pas werkelijke waarde als de compassie met de rest van de schepping ook buiten de veertigdagentijd gestalte krijgt: als ik bijvoorbeeld niet zo nu en dan eens flink uitvaar tegen een ander, of plofkip blijf kopen.
Verleidingen vóór zijn
Zou het God allemaal uitmaken, en doet dat ertoe? Of gaat het er meer om dat wat wij doen er werkelijk toe doet? Dat het niet gekoppeld is aan slechts een periode van bezinning – hoe gaat dat voor de eigen ontwikkeling of het eigen besef ook kan zijn – maar dat we voorkomen dat we net als het volk van Nineve op de knieën moeten en dat we de verleidingen vóór zijn door de overtuiging dat het goede in ons eigen handelen zit? Als we deze veertig dagen daarvoor gebruiken dan heeft het zeker zin. En natuurlijk blijft het niet eten van een stukje vlees nog steeds goed voor het milieu en het stoppen met roken goed voor de gezondheid. Een goede veertig dagen.