Overweging: Vrij ben je niet zomaar
Geschreven door Alleke WieringaTekst Lucas 4: 1-13
‘Begeisterd’
Toen Jezus een jaar of 27 was, trok er een zeer bevlogen aparteling door de streken van Gallilea. Hij had een ruige kameelharen mantel aan en leefde op en sprinkhanendieet. En hij had een verhaal: maak in godsnaam een nieuw begin in je leven, laat je oude slechte gewoontes achter je, leef zoals God dat wil –die God die al zo lang met ons meetrekt. Ik dompel je onder in de rivier en jij staat als herboren op: klaar voor een nieuw begin. Het sprak mensen aan – ze kwamen overal vandaan en uit alle lagen van de bevolking. Hij heette Johannes, en kreeg de bijnaam ‘De Doper’.
Ook een timmermanszoon uit Nazareth kwam poolshoogte nemen en liet zich onderdompelen – zag een duif, hoorde Gods stem: ‘de zoon in wie ik mijn welbehagen heb’. Het gaf hem een machtig gevoel van inspiratie. Totaal ‘begeisterd!’, ‘bevlogen’ zou je in het Nederlands zeggen. En dan begint het verhaal van vanmorgen: ‘Vol van heilige geestesadem, keert Jezus terug van de Jordaan en in die geestesadem (Naardense Vertaling; Piet Oussoren) is hij geleid – de woestijn in. Hier heeft een jong mens een enorme ‘boost’ gehad in de onderdompeling én het visioen wat hij had – hij zou sky high kunnen gaan trippen of zich almachtig wanen of andere waangedachten kunnen ontwikkelen – want dat is de schaduwkant van zo’n enorme energie-impuls.
Confrontatie met jezelf
Iets –noem het ‘heilige geest’- heeft hem daar voor behoed en dreef hem de woestijn in. Als de bijbel ‘woestijn’ zegt dan wordt bedoeld: bezinnende eenzaamheid, confrontatie met jezelf, contemplatie en op jezelf teruggeworpen zijn, vaak ook ‘het gevecht met jezelf’ aangaan. Schrijven ze er ook nog het getal ‘veertig’ bij, dan weet je –en in ieder geval weet de joodse hoorder het- dat het gaat om het oerverhaal van de lange weg die iemand moet afleggen om mens te leren worden voor Gods aangezicht.
In hun geschiedenis dragen de joden dit verhaal met zich mee – het is het kernverhaal uit de joodse traditie. Je leest het in het boek Exodus: een miezerig slavenvolkje Hebreeërs, dat werkte als dwangarbeiders en leefde als slaven onder de Farao van Egypte, trekt onder leiding van Mozes weg uit het land van Angst (Egypte, in het hebreeuws: Mizraiem; ook te vertalen als ‘Angstland’). Ze belanden in de woestijn waar ze veertig jaar rondtrekken op weg naar het beloofde land. De reis is een leer-reis, want je kunt de slaaf wel uit het land bevrijden, maar daarmee haal je de slavenmentaliteit nog niet uit de mens. Een slaaf kent geen vrijheid: er wordt voor hem gekozen – hij volgt – krijgt slaag, maar krijgt ook eten; in een land met zichtbare goden aan wie ze hun offers brengen. Alles staat vast, ook al vind je het niet leuk: je hebt wel zekerheid. En dan moet je leren vertrouwen op een God die ongrijpbaar is (een vuur een stem een wolk) en een beloofd land, waar je nog niet bent, niet wetend wat de dag zal brengen; vertrouwen dat je wel te eten zult krijgen, leren doorzetten op weg naar je vrijheid en niet meteen je ziel weer verkopen aan de eerste de beste verslaver die zich aandient. Het is zeer verleidelijk om weer terug te keren naar de vleespotten van Egypte.
Je bent niet zomaar vrij
Daar heb je wel veertig jaar voor nodig – een hele generatie: om te leren een vrij mens te worden die met de blik naar voren (en niet meer gebonden aan het verleden) vertrouwend op God en dat het goed komt op weg durft te gaan. Dit is was de joden al generaties lang vieren en gedenken op Pesach: de bevrijding uit de angst. Misschien herken je hierin wel trekken van de ‘woestijntochten’ die je in je eigen leven meemaakte. Na een scheiding bijvoorbeeld ben je weliswaar van de druk van je relatie af, maar je bent bepaald niet meteen in ‘het beloofde land’. Daarvoor zul je nog heel wat hindernissen moeten nemen. En dat kost tijd en moeite. Kijk maar in de krant, waarin wij in een column op de hoogte gehouden worden van de moeizame tocht van de columniste om zichzelf los van haar partner te maken, haar eigen huis te vinden, haar kinderen bij te staan.
Zo beleeft iedereen zijn of haar kleine exodussen – of noem het ‘loslaten en verder gaan’ of noem het ‘dat er iets in je sterven moet zodat er wat anders kan opstaan’. Dàt zit er allemaal verborgen in het getal ‘veertig’; en dat gebeurt er in de ‘woestijn’: je leert er en je groeit er met vallen en opstaan als mens naar Gods bedoeling: vrij en vertrouwend, open naar de toekomst, op hoop van zegen.
De duivel helpt
Jezus kende dit verhaal natuurlijk ook. Als joodse jongen had hij dit zo vaak gehoord met Pesach en Lucas raakt er aan als hij vertelt. Jezus ging –gedreven door de geestesadem- in retraite en hij vastte ook nog eens al die tijd. Een heftige combinatie: vasten en alleen zijn – en daardoor heeft hij ook alle hoeken van zijn eigen geest gezien. En niet alleen dat – hij leert ook kijken naar de schaduwkant van de kracht die hij zojuist ontvangen heeft. Als je naïef omgaat met zoveel ‘power’ dan loop je het risico los te raken van de realiteit – voor je het weet raak je verslaafd aan de macht, die het je geeft. Of je gaat gekke dingen doen. Want als je de zoon van God bent, en God heeft ook nog eens welbehagen in je: dan kun je toch álles maken, alles doen?’ De verleiding is groot om jezelf te overschatten.
De duivel is in het verhaal de personalisering van de schaduwkant van deze geweldige inspiratie. Hij heeft een functie: hij leert Jezus omgaan met zijn inspiratie en met de grenzen daarvan. Hij test of hij zijn plek weet. Dat beseft Jezus (of hij heeft dit in die veertig dagen afzien wel geleerd). Dus nee, van stenen wil Jezus geen brood toveren – het gáát ook helemaal niet om eten in zijn boodschap, want een mens heeft meer nodig om te leven.
Waanzin
Jezus weigert de almacht van een keizer om te heersen over de landen tot aan de horizon – dat wil hij niet zijn. God is zijn koning en hij is voor de duvel niet bang, laat staan dat hij voor hem buigt. En hij gaat ook geen gekke dingen doen, zoals poëtische bijbelteksten letterlijk nemen: ‘hij zal aan zijn engelen over jou gebieden om over je te waken en ze zullen je op handen dragen op dat jij niet je voet aan een steen zult stoten’ (citaat uit psalm 91). ‘Ach, dan kun je toch ook even van de rand van het dak springen’, suggereert de duivel. Het staat er toch? Dan geloof je dat toch?
Nee, waanzin is dit. Ik heb in een psychiatrisch centrum gewerkt en ik heb een jonge jongen moeten begraven die dit soort stemmen in zijn hoofd hoorde – hij was wel gesprongen. We weten niet precies wat ze hem hadden verteld. Arm joch. In de psychiatrie is de duivel realiteit.
‘Er staat geschreven’
In zijn verweer tegen de duvel laat Jezus steeds merken dat hij een zoon is van de joodse traditie: steeds dient hij hem van repliek met: ‘er staat geschreven’ – er staat geschreven in de Torah- Gods levensrichtlijnen voor de mens. Nee, alleen bevlogen zijn door de geest is gevaarlijk – de ‘geest des onderscheids’ hoort er duidelijk bij en de duivel helpt hem om dat helder te krijgen. De oeroude, van jongs-af-aan ingeoefende Torahteksten houden Jezus bij de les. Zij beschermen hem als een soort schild.
Even naar jou en mij toe: welke teksten helpen jou om je roer recht te houden? Helpen jou bij lastige keuzes je te herinneren wat er ook alweer bij jouw kern hoort? Is het een tekst of een liedje of een motto, een gebed of een klein voorwerp?
Schaduw
Uiteindelijk ziet de duivel in, dat hij zo geen poot aan de grond krijgt bij Jezus. Hij is echter niet voor eeuwig verslagen en gedood – nee, hij trekt zich terug en wacht wel op een goed moment, schrijft Lucas.
Zo is de schaduwzijde van alles ook steeds bij ons. Wie geen schaduw heeft is geen mens maar een spook. De schaduw is niet het fijnste en vaak het moeilijkste en veelal het stomste wat je kunt doen of denken. Je kunt hem maar beter kennen en een beetje door hebben. Het vergroot je mededogen naar anderen, die net zo feilbaar en kwetsbaar zijn als jij; die dezelfde fouten en stommiteiten begaan als jij. Stap voor stap leer je hem kennen; stap voor stap raak je je illusies kwijt en word je wijzer én menselijker.
..dus ik denk wel dat ik het kan!
Dan leidt Lucas ons weer naar het begin van het verhaal. ‘In de kracht van de Geestesadem keert Jezus terug naar Galilea – niet meer alleen een overenthousiaste geest, maar vooral ook een beproefde geest des onderscheids. En daarmee staat hij vrij: vrij van toververlangens, vrij van almachtsfantasieën, vrij van onzinnige, destructieve redeneringen op basis van losgeslagen bijbelteksten. Het is goed om je schaduwzijde te kennen. Je weet heel goed hoe je eigen beslissingen tot rampen en fouten leiden. Dat zijn oude zaken waar je liever niet meer op teruggrijpt. Je moet ze maar de kost geven: de mensen die alleen maar achterom kunnen kijken en alleen maar met oude oplossingen kunnen komen. Je zou toch moeten waar het toe leidt?
Juist de kennis van je schaduw helpt om te kiezen voor de ruimte van het onbekende, voor een oplossing die hopelijk wel goed uitpakt. Teruggrijpen op je oude schaduwgedrag is onvrij – kiezen voor het onbekende heeft te maken met vrijheid – en met het vertrouwen dat het goed komt. Op hoop van zegen. Tegenwoordig wordt Pippi Langkous nog wel eens geciteerd: “Ik heb dit nog nooit gedaan, dus ik denk dat ik het wel kan!” Ga er voor – in vertrouwen. God gaat met je mee.
Amen
Preek gehouden op 10 maart 2019 in de Geertekerk